hanviskie

Hanviskie schrijft op haar blog regelmatig over water en het waterschap. Als bestuurslid van Waterschap Rivierenland schrijft ze vooral over het werkgebied van Rivierenland, met speciale aandacht voor de ontpoldering van de Noordwaard in Werkendam. De blog is soms informerend, soms opinierend, vaak kritisch of prikkelend. Om zo waterschappers en burgers scherp te houden! En mijn kiezers op de hoogte te houden van mijn werk als volksvertegenwoordiger.

Thursday, February 01, 2018

De Watersnoodramp in de Biesbosch (2)



Ook in het dorp Werkendam op de Uitbreiding stond het water in de straten


Truus de Kraker-Verlinde (1923-2015) schreef een brief aan haar familie over de watersnoodramp van 1953; de brief had als poststempel Biesbosch 15 februari 1953

Beste Jo,

Nu zal ik dan proberen een verhaal op te stellen over de belevenissen van de 1e februari. Zaterdag 31 januari stormde het al de hele dag. ’s Middags om half 2 vertrok Corrie met de bus naar Suzan waar ze het weekeinde door zou brengen. Eerst wilde ze nog op de fiets, maar na wat overredingskracht gebruikt te hebben ging ze toch per bus. Toen ben ik een uurtje gaan rusten en lag maar naar de storm en neer kletterende regen te luisteren. Toen Theo wakker werd moest ik er ook weer uit. Om half 4 kwam Krin uit de schuur binnenstormen en vertelde dat er bezoek kwam van een dame. Dat bleek Annie Verlinde te zijn. Ze was van plan nog diezelfde dag te vertrekken. Maar na een uitnodiging om te blijven besloot ze dat maar te doen.

’s Avonds zaten we gezellig rond de kachel wat te praten, toen er boven op zolder opeens, o schrik, een ruit uitvloog. Alle glas lag buiten, dus eruit gezogen. We hebben er het vloertje van de box voor gespijkerd om de zaak dicht te hebben. Om de zaak wat steviger te hebben een trap er tegen aan gezet, met een flinke spijker in de vloer voor het wegschuiven. Dat gebeurde allemaal zo rond 9 uur. Ondertussen werd de storm al maar heviger en we hadden de schrik te pakken. Weer zaten we rond de kachel, maar het was minder gezellig. De ruiten bogen en kraakten,we verwachtten niets anders of in de kamer gingen ze er ook uit. De deur kwam de keuken en bijkeuken konden we haast niet meer dicht krijgen van de tocht die erop stond. We zaten, we praten en wachten. Om half elf weer een hevig gekraak, daar gaat ie, zei ik nog. Maar ’t was het raam in het slaapkamertje beneden. Weer alle glas naar buiten. Krin schoot gauw het kamertje binnen om het gordijn eraf te halen en het bed en de dekens op elkaar te stapelen tegen de muur, om nat worden van de regenslagen te voorkomen.

Ondertussen hielden Annie en ik met alle macht de deuren dicht. Toen Krin klaar was hebben we de deur van het slaapkamertje op slot gedraaid, dus die zat vast. Dit was ook de enige deur die op slot kon. Weer rond de kachel maar en angstig te wachten welk raam volgen zou. Ze bogen maar en kraakten. Krin ging even na of hij iets had om het raam dicht te spijkeren, ging er zelfs nog voor naar de loods, maar vond niets. We overwogen of ze misschien bij Kolff of Baelde wat zouden hebben, maar het was eigenlijk toch teveel een weer om er door te gaan. Toen ben ik maar begonnen om alle lichte dingen zoals foto standaard en bloemen en gordijnen naar de andere kamer te brengen tegen de schuur, die lag helemaal in de luwte. Ook het grote schilderij, de handwerkbox en nog verschillende dingen brachten we weg. Zo werd het twaalf uur en we konden toch niet de hele nacht opblijven en wachten op die ruiten, dus besloten we met een angstig hart om naar bed te gaan. We zetten nog eerst de naaimachine voor de gangdeur, voor ’t geval die open mocht vliegen, met een vloerkleedje er over voor beschadiging. Boven gekomen dacht ik, je kunt nooit weten met zulk weer of  er geen water komt en terwijl Krin al in bed lag, ging ik zonder iets te zeggen,door de ramen de zaak opnemen. Het was lichte maan, dus goed te zien. Er was niets. In bed lagen we  toch ook niet gerust. Toen ik er om één uur al voor de 3e keer uitging, keek ik maar weer eens naar buiten en ontdekte dat de polder van Kolff blank stond, Maar ik had geen bril op en ik zeg tegen Krin, nu moet ik mijn bril even hebben, want nu weet ik toch niet wat ik zie, en ja het was water. Krin natuurlijk direct uit bed, en daar stonde we. Na even heen en weer gepraat ging Krin naar Kolff om er over te praten wat zij er van dachten. Wij hadden zoiets nog nooit meegemaakt. Ik ondertussen maar uit en in bed, met hevige wroeging dat ik hem in dat noodweer had laten gaan. Na een uur kwam hij terug, kletsnat en doodmoe. Bij Jolff had hij ze wakker geklopt, wat nog al even werk was, het water stond er nog niet bij het huis omdat er nog een kleine dwarskade tussen lag. Toen is hij nog meegegaan om Jan Kolff te halen die half weg naar de Kievitswaard woonde in een van die vier huisjes onder aan de dijk. Toen kwam het water in grote golven over de Bandijk geslagen, en Krin was werkelijk bang geweest dat ze met wind en golven van de dijk zouden slaan. Het was bar weer. Terug bracht hij de trekker van Kolff mee en zette hem vlak voor de mendeuren.